Ilse haar antwoord
(eigenlijk is het helemaal zo moeilijk dus niet ;D)
Je moet onderscheid maken tussen 2 zaken : verschil en contrast enerzijds en
één test en multiple comparisons anderzijds.
Een (paarsgewijs) verschil is een speciaal geval van een contrast waarbij je
twéé (en slechts twee) gemiddelden tov elkaar vergelijkt. Bij een contrast
mag je het ruimer zien en een willekeurige lineaire combinatie van
gemiddelden opstellen (bijv. de eerste tov de tweede en derde groep samen,
dan is L=mu1-0.5*mu2-0.5*mu3).
Bij één test, wat zowel een verschil of contrast kan zijn, gebruik je altijd
de t-verdeling, waarbij de schatter voor de variantie moet aangepast worden
al naargelang je te maken hebt met groep- of treatment level means en of je
met een verschil of contrast te maken hebt (bij verschil is dat die 2 in de
teller, bij een contrast is dat die som over c²).
Bij meerdere testen tegelijk, opnieuw zowel voor verschillen als voor
contrasten, moet je gebruiken maken van ofwel Bonferroni, Tukey of Scheffé.
* Bonferroni gebruik je bij een klein aantal verschillen of contrasten,
typisch kleiner dan het aantal levels bij de te onderzoeken groep.
* Tukey gebruik je wanneer je veel verschillen wil onderzoeken, dus zeker
ook als je alle mogelijke verschillen wil onderzoeken.
* Scheffé analoog bij contrasten
Aangezien een verschil een speciaal geval is van een contrast, zou je in
principe ook Scheffé kunnen gebruiken voor verschillen, maar dat wordt in
praktijk nooit gedaan omdat de Scheffé constante altijd groter is dan de
Tukey constante en bijgevolg aanleiding geeft tot bredere BI'en, wat de kans
dat nul in het interval ligt vergroot en het dus moeilijk is om significante
verschillen te vinden. En dat is wat we in de praktijk hopen te vinden
natuurlijk.