|
Post by Doockles on Jun 17, 2004 16:10:51 GMT -5
eerste slide van warmte (1.1.2): "Warmtebehoevende boomsoorten zoals beuk en esdoorn komen tot hoog in de bergen voor maar komen niet voor in boreaal gebied", ligt dit dan aan de warmtesommen die hoger zijn in de bergen of zo? denk vooral omdat er daar meer instraling is van de zon
|
|
|
Post by salsia on Jun 17, 2004 16:42:03 GMT -5
wat wilt gefreesd zeggen bij kaalslag en bodembewerking(2.6.2) en hoe moet ik die tabel interpreteren 't enige wat ik daaruit kan afleiden is dat er in de kaalvakte minder organische stof zit dan in het bos (als je "bodem totaal" bekijkt). voor de rest zie ik niet echt opvallende verschillen of zo
|
|
|
Post by salsia on Jun 17, 2004 17:21:11 GMT -5
dat successiemodel: hoe verklaar je ook alweer het feit dat de biomassa daalt tijdens de transitie? wat gebeurt er allemaal in dat stadium? ik heb iets staan van schaduwboomsoorten nemen open plekken in ...
bij "belang van de necromassa in kwantiteit": hoe zou je kunnen verklaren dat die curve daalt?
|
|
|
Post by Nabanalife on Jun 18, 2004 0:38:50 GMT -5
dat successiemodel: hoe verklaar je ook alweer het feit dat de biomassa daalt tijdens de transitie? wat gebeurt er allemaal in dat stadium? ik heb iets staan van schaduwboomsoorten nemen open plekken in ... Vlak voor de transitie staat het bos vol met zeer dikke oude bomen (allemaal gekiemd vlak na de kaalkap). De biomassa/ha is dus zeer hoog. Tijdens de transitie zullen die bomen sterven door ouderdom. Er ontstaan dus open plekken waarin jonge boompjes kunnen kiemen. Zo een jonge boom neemt natuurlijk minder plaats in dan een grote dus zal de biomassa dalen tot het normale biomassaniveau in een bos (=persistente fase).
|
|